Opgetekend door Frank den Hollander
Op 31 januari 1980 werd er op de Studentenvereniging Albertus Magnus in Groningen weer eens een songfestival
georganiseerd. Het werd gewonnen door het die avond debuterende duo Pé Daalemmer & Rooie Rinus.
De studentenvereniging Albertus Magnus was in de jaren zeventig een vreemde club. Beneden, op ‘de Kroeg’, zaten nog elke avond de zogeheten Ballen, meestal zéér ouderejaarsstudenten die geen enkele haast hadden af te studeren. Achter de bar stond een lid van de kroegcommissie, altijd een jongen, geassisteerd door een lid van het tapsterscollege, altijd een meisje. En je had Meneer Nijborg, de enige betaalde kracht van Albertus. Deze eerbiedwaardige grijze man beheerde de sociëteit, was er altijd een groot gedeelte van de dag en elke doordeweekse avond.
Ging je de trap op, dan kwam je op de Leeszaal. Deze ruimte was rond 1970 geclaimd door de steeds groter wordende groep langharige, linksige Albertianen, die zich een beetje afzetten tegen de ballerige kroegcultuur. De Leeszaal ging ’s avonds al om zeven uur open. Net na het eten kwamen rustige jongens en meisjes een kop koffie halen, en de leeszaalcommissaris serveerde daar dan bijvoorbeeld een pennywafel bij. Verder werden op de Leeszaal literaire avonden georganiseerd, kon je er steeds hetzelfde groepje hele nachten lang Risk of Cluedo zien spelen en, de naam van de ruimte zegt het al, had je er de keuze uit een redelijk goed assortiment tijdschriften, van de Haagse Post via de Vrij Nederland tot en met (elke donderdag een uitgave waarnaar werd uitgekeken:) de Eppo.
In het studiejaar, nou ja, laten we zeggen het seizoen, 1978-1979 was ik voorzitter van de Leeszaalcommissie. Praeses, met een mooi woord. Ik had een lekker veelsoortige bende om me heen verzameld van geschiedenisstudenten, vegetariërs en andere langharige types in tuinbroeken en op zweedse klompen.
Gelukkig was ook beneden, op de Kroeg, de wat lichtzinniger geest van de jaren zeventig al wat meer doorgedrongen. De kroegcommissie van dat jaar bestond uit een stel ‘gekke jongens’, vaak ook met het haar tot op de schouders, tot afgrijzen van de eeuwige studenten aan de andere kant van de bar, met hun blauwe blazers en beige ribbroeken.
Een van de grote geneugten van het bestieren van de Leeszaal was het onbekommerd plaatjes draaien. Er stond een pickup en er was een aardige verzameling oude en meer recente elpees. Nog steeds denk ik aan de Leeszaal als ik ‘Happiness’ van de Pointer Sisters hoor, of ‘Songs in the key of life’ van Stevie Wonder.
Toen ik eens een avond moest ‘draaien’ op de Leeszaal, kwam een kroegcommissaris van beneden even een kop koffie bij me halen, voordat zijn eigen dienst begon. We maakten een praatje en intussen legde ik een elpee op de draaitafel: Golden Hour of the Kinks. De jongen met de bril en het krullerige lange haar aan de bar begon nu enthousiast te vertellen dat hij de Kinks net in het Concertgebouw had gezien, dat hij er net als ik een enorme fan van was, en dat hij in een bandje zat dat veel Kinks-nummers op het repertoire had.
Dat was dus de avond dat ik Peter de Haan leerde kennen.
Songfestival
Op Albertus werd (en wordt voor zover ik weet nog steeds) elk jaar het Songfestival gehouden. Iedereen die dat wil, kan zich inschrijven als deelnemer voor deze avond, en indertijd deed ook ongeveer iedereen dat elk jaar. De kroegcommissie kwam het podium op, allemaal met een stencil in de hand, en zong een brallerig lied, op de wijs van ‘Het is uit het leven gegrepen’. Dan kwamen de dames van de FAAM (de door louter vrouwelijk barpersoneel gerunde zolderbar). Die probeerden er ook een dansje bij. Het Bestuur werd luid toegejoeld terwijl ze ook een poging ondernamen gelijk en op toon te zingen.
Peter de Haan deed ook mee, solo: met een bontmuts op zong hij ‘It’s now or never’ op een manier, inclusief pelvisbewegingen, die de toen pas overleden Elvis himself hem niet na had gedaan.
Wij van de Leeszaalcommissie deden natuurlijk ook mee. Met Hans Gerritsen, een vriend uit de commissie die piano kon spelen (in de 21e eeuw gedeputeerde voor cultuur bij de provincie Groningen en later burgemeester in het oosten des lands!), studeerde ik zelf nog een extra liedje in, als ik me goed herinner een bluesje, waarbij ik een raar petje en Hans zelfs een papieren lampion op het hoofd had:‘Red Head Frankie and his crazy lad Hans’. Samen met andere vriend Diederik van der Meide kregen Hans en ik later die avond nog alle ouderejaars-dames van het notoire damesdispuut Dido in de gordijnen met een nogal agressief lied op de wijs van Luv’s Waldolala:
Hee hallo wij zijn de Dido-trutten
Hee hallo wie had dat nu gedacht
Al het zaad in onze lekkere PIEEEP
Wordt door de sherry weer om zeep gebracht!
Zeer veel later, toen het tumult een beetje was overgewaaid, zat ik uit te blazen aan de bar op de Kroeg. Peter de Haan kwam naast me zitten.
‘Dat was leuk, wat jij deed’, zei ik.
‘Ja, ik vond wat jij deed ook erg leuk’, zei Peter.
We praatten nog wat verder, en opeens kwamen we tot de conclusie, dat we het jaar daarna wel eens iets sámen konden gaan doen.