Bijna vier dagen waren we in een andere wereld. Van donderdagavond tot maandagmorgen verbleven we in een land met net iets meer inwoners dan de stad Groningen; een land waar het vier dagen feest was, een land zonder noemenswaardig chagrijn, een wereld die in het teken stond van ‘Apartigheid’. De Zwarte Cross dus.
Nog steeds kunnen we niet helemaal bevatten wat er in die vier dagen met ons is gebeurd, en hoe de Zwarte Cross ons leven heeft veranderd. Daarom hier niet het hele verhaal, maar wat eerste impressies, opgetekend in een staat van jetlag en voortdurende verwarring.
Gastvrijheid
‘Als je bij de backstage-ingang bent, bel je maar met Jennine. Dan ga je bij de paddestoel staan en komt er iemand naar je toe.’
Inderdaad: bij de artiesten- en crew-ingang van het terrein staat een zes meter hoge opblaasbare paddestoel. Na een paar minuten komt een relaxte achterhoeker op een elektrische scooter. Iedereen krijgt drie polsbandjes: eentje voor het hele festival, eentje voor de crew-camping, en eentje voor de backstage-tent bij de threaterweide.
Daar vinden we Jennine, die met een stralende lach het hele gezelschap van ontbijt-, lunch- en dinerbonnen voorziet. “En hier in de backstage-tent is gratis koffie, bier, fris… Daaag!” We zijn meteen verliefd.
Gijs
Als we de volgende dag over het immense parkeerterrein naast de crewcamping lopen, stopt er weer een elektrisch scootertje. Een jonge kerel met hip baardje stelt zich voor als ‘Gijs, mede-eigenaar’. “Wat leuk dat jullie er zijn! Daar hoopten we al jaren op! Veel plezier!”
We kijken elkaar aan… dit is dus Gijs Jolink, zoon van Bennie, ooit bedenker en initiatiefnemer van de eerste Zwarte Cross. En hij weet wie wij zijn!
Grunnegers
Ons eerste optreden is vrijdagavond om 18.00 uur in de Theatertent op de theaterweide. Er kunnen zo’n 200 mensen in. Als we aan het soundchecken zijn, worden we overschreeuwd door een menigte voor de ingang, die luidkeels Carnaval in t Noorden scandeert. De deur gaat open en er ontstaat zelfs een beetje een venijnig vechtpartijtje om de laatste stoelen. Als we begonnen zijn, wordt een paar keer boos op de deur gebonkt: men is verontwaardigd dat het vol is.
Gelukkig spelen we anderhalf uur later onze tweede gig, dertig meter verderop, op het buitenpodium, mét Containers. De hele theaterweide staat vol, de mensen van de Zwarte Cross weten even niet wat er gebeurt.
Het buitenpodium is relaxt laag; we kunnen vanaf de Puch waarmee we door het publiek op komen rijden, zo op de planken stappen. Na afloop weet ook het publiek dat: terwijl de technici het podium proberen leeg te halen, moeten we ongeveer met het voltallige publiek op de selfie.
Zaterdag
Op zaterdag hoeven we alleen om 12.00 uur met zijn tweetjes op het buitenpodium te spelen. Alweer zo’n gezellige boudel!
Daarna hebben we de hele dag de tijd om het terrein eens helemaal te bekijken. Nou, probeer maar eens de stad Groningen in één dag helemaal te bekijken!
Aan het begin van de avond treffen we elkaar weer, al enigszins beduusd: wát een mensen, wát een herrie, wát een hoop gekkigheid! Wat vooral opvalt: de toon die de Zwarte Cross aanslaat, is er een van relaxte gezelligheid, beetje melig, vol humor, van ‘alles kan, niks hoeft’, en vooral: Say Yes to Apartigheid! Een kleine keur:
- De Gospel Church, waar de hele dag een enorme band plus dito koor een soort eredienst houdt, op zijn zuidelijke-staten-van-de-US’s. Motto: Before singing the church out!
- In de Brokkenmakersarea laten vier stuntmannen, zo ongeveer midden tussen het publiek, adembenemende stunts op hun motoren zien. Daarnaast wordt een man omhoog getakeld om midden op die weide te gaan bungeejumpen. En iets verderop is de crossbaan, waar de he-le dag wordt gecrosst, niet alleen met motoren, maar ook bijvoorbeeld met zelfgebouwde praalwagens op traktoren en monstertrucks.
- Er is een door tien mannen voortgeduwde kameel van hout en eh… kamelenhaar, zeg maar. In zijn nek zit een man aan kabels te trekken, aan katrollen te draaien en aan haspels te slingeren, om het kamelenhoofd te bewegen, de ogen open en dicht te doen, etc. Deze piloot zien we later in de backstage-tent uitgebreid yoga- en rek-en-strekoefeningen doen: een kameel besturen is keihard werk!
- Voor de kleintje is er een draaimolen, maar dan wel een met motoren in plaats van een olifantje om op te zitten.
De Rooie Jager
Ook oet Grunnen! Vlak naast ons op de crewcamping staat een woeste kerel met baard: ‘Hee moii! Pé & Rinus ja!’ Het is DJ De Rooie Jager. ’s Avonds draait hij in de theatertipi, bij ‘ons’ op de weide. Het geluid in die kleine tent staat harder dan dat bij Kensington op de Main Stage. Onze stadgenoot brengt een eclectische show van meezingers, melige camp-hits en half of helemaal live gespeelde feestmuziek. Opeens staat er een Elvis-impersonator, compleet met witte jumpsuit met juwelen, en meer dan een half uur staat de tent op de kop als deze man de ene na de andere Elvishit brengt. Maar zodra hij weg is, brullen we alweer massaal mee met ‘Manuela’!
Apartigheid
De vormgeving van de ZC is prachtig. Op elke tent, op elke steiger, op elk afscheidingshek, hangen mooie banners in de huisstijl. Maar ook zijn overal op het terrein lange steigerpalen te zien met daaraan een simpel houten bord, waarop in primitieve letters een soort Loesje-slogan is geschreven.
Bij de shoarmatent: ‘hand in hand / karbonade’
Daarnaast, bij de broodjeszaak: ‘Allah Afbakbar’
Bij de crew-eettent: ‘Stilte Examens’
Bij een afscheidingswand van strobalen: ‘Hey Ho /Baal Stro’
Tante Rikie
In de vormgeving, PR en marketing van de Zwarte Cross komt altijd Tante Rikie voorbij. Zij was vroeger vrijwilligster, maar nu wordt ze gebruikt als uithangbord voor het festival: we zijn bij haar op bezoek, zij is de baas, zij schrijft het programmaboekje, haar gezicht is als cartoonpersonage overal te zien en zij staat als DJ achter de ‘wheels of steel’ op de openingsavond.
Elke dag wordt ze door acht lakeien in de draagstoel over het terrein rondgedragen, zodat iedereen haar kan aanbidden.
En wat is Franks personal finest hour? Als hij op zondagavond, inde smoezelige toiletgroep op de crewcamping, opeens naast Tante Rikie staat.
‘Bent u het echt?’
‘Ja heur.’
‘Mag ik u een hand geven?’
Tante Rikie wijst op haar arm, dik in het verband. ‘Veurzichtig heur, hij is overbelast… Van het zwaaien.’